door ds. Jenno Sijtsma
“Evenals u er dus niet aan moet twijfelen dat God in Christus een welgevallen heeft, zo zult u er ook niet aan twijfelen dat voor God omwille van Christus in wie u gelooft, en uw werken, die in zulk geloof verricht zijn, niet alleen zeer aangenaam zijn maar dat hij daarin ook een welgevallen heeft, ook al zijn ze voor u en op zichzelf geheel en al onwaardig…Daarom is het voor iedereen noodzakelijk om zelfonderzoek te doen, aangezien de oorspronkelijke zonde ieder op weer een andere wijze bepaalt”.
Soteriologie
Dit tweede boek in de serie van drie banden die door Uitgeverij Damon wordt uitgegeven draagt de titel Soteriologie, en de ondertitel: de christelijke vrijheid en het geloof in Christus. Voor Luther was er maar één ding nodig en niet meer dan dat om te komen tot het leven, de gerechtigheid en de christelijke vrijheid: het hoogheilig woord van God, het evangelie van Christus, die de Soter, de Verlosser is. Sterk en ook pertinent, zoals Luther veelal de zaak verwoordde, schrijft hij in de verhandeling Over de christelijke vrijheid in dit boek:” Laat het voor ons dus onomstotelijk vaststaan : de ziel kan alles ontberen, behalve Gods Woord – en als dat er niet is, kan helemaal niets haar helpen. Hééft ze dat woord, dan is ze rijk en heeft nergens gebrek aan – want het is het woord van leven, waarheid, licht, vrede, gerechtigheid, heil, vreugde, vrijheid, wijsheid, kracht, genade, heerlijkheid, van al het goede – en dat meer dan overvloedig. Het geloof is namelijk de enig heilzame en reëel werkzame manier om op Gods woord in te gaan. Dat betekent ook dat Gods Woord op geen enkele manier in ons leven opgenomen of geëerd kan worden, maar uitsluitend door het geloof. En in diezelfde verhandeling Over de christelijke vrijheid wordt de Reformator niet moe om steeds weer hét accent te leggen op het rechte geloof in Christus dat `een met niets te vergelijken schat is: al het heil is erin vervat en het bevrijdt van alle kwaad. Voor een christenmens volstaat zijn geloof over de hele linie, werken zal hij niet nodig hebben om gerechtvaardigd te worden. Als het geloof ten tonele verschijnt dan gebeurt er dit: aan Christus behoren nu de zonden, dood en hel, maar de ziel bezit genade, leven en heil’. En de conclusie van dit alles is:” Een christenmens leeft niet in zichzelf, maar in Christus en in zijn naaste en anders is het geen christenmens. In Christus door het geloof, in de naaste door de liefde”.
95 stellingen
Na een mooie inleiding van dr. Markus Matthias, die ook de redactie verzorgde en verantwoordelijk is voor de Latijnse tekst die steeds op de linker pagina is afgedrukt, lezen we de vijfennegentig stellingen, waarin Luther degenen die niet persoonlijk met hem van gedachten kunnen wisselen uitnodigt dit schriftelijk te doen. Hier is nog een zeker respect voor wat de paus met de aflaat beoogt, en dat de macht van de paus voor het kwijtschelden van straffen en schuld `op zich al voldoende is’. Maar als hij nog geen jaar later, (1518) in een brief aan zijn geestelijke vader, leider en orden-superieur Johannes von Staupitz de stellingen en de bedoeling uitlegt, en vraagt of deze wil zorgen dat zijn brief `onze voortreffelijke Pontifex Leo X bereikt’, gaat hij fel te keer tegen `onware, ketterse dingen’ die met de aflaat verkondigd worden en dat ieder die daartegen wil protesteren meteen een ketter heet en `de vuurdood en de eeuwige vervloeking moest verwachten`. Zeer ingenomen ben ik met en het lezen van de uitgebreide weerlegging door Luther van de door Jacobus Latomus, hoogleraar te Leuven, die in zijn boek allerlei verdraaiingen over de visie van Luther had geschreven. Hier is Luther, in 1921, fel, zoals we hem vaak kennen, soms zelfs grof. Zo noemt hij de paus het door de hele Schrift voorzegde laatste monster, de Antichrist en de universiteiten zijn de hoofdsynagogen van satan. Latomus is vol van satans geest en het geschrift van hem is in elkaar gepriegeld prutswerk. Hij wordt door Luther aanvoerder van de sofisten en een vervelende pluimstrijker genoemd, die `van mij noch van zichzelf noch van de kerkvaders noch van de Schrift ook maar het minste begrijpt en als hij het wel begrijpt, het niet wil begrijpen’. Door alles heen verwijt hij Latomus en de zijnen dat ze eerder acht hadden moeten slaan op Gods woorden dan op die van mensen, ‘want dan hadden ze beslist de waarheid zuiverder gekend’.
Meerdere disputaties en preken
Verder in dit tweede deel lezen we een aantal disputaties (betogen) en preken waarin Luther met nadruk uitlegt hoe hij bijvoorbeeld over de wet en het geloof denkt, over de bruidsjurk, over de goddelijkheid en de menselijkheid van Christus, en er is een uitvoerige brief van Luther aan Paus Leo X. uit 1520.. Door alles heen beklemtoont Luther dat de rechtvaardige door het geloof zal leven en niet door de wet na te leven, of door allerlei goede werken te (moeten) doen. Het ware geloof zegt: ik geloof zeker dat de zoon van God geleden heeft en opgewekt is; maar dat dat helemaal voor mij en voor mijn zonden gebeurd is; en daar ben ik zeker van. Wel erkent Luther dat goede werken het geloof volgen moeten, alleen niet dat ze verplicht zijn, maar dat ze uit zichzelf voortkomen, zoals een goede boom geen goede vruchten voort moet brengen, maar ze uit zichzelf voortbrengt. Want voor Luther is het zonder meer helder: wie in Christus gelooft, brengt vervolgens in Christus goede werken voort.
Zo zou er oneindig meer te citeren zijn uit dit kostelijke tweede deel, waarin het lezen een verrijkende ervaring is en als het ware een hele Luther Bibliotheek wordt geschonken. Aan het slot zegt Luther:” Lezer, het ga u goed in de Heer. En bid voor de groei van Het Woord, tegen de satan, die machtig en kwaadaardig is en dol van woede omdat bij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft en dat het rijk van zijn Paus in gevaar is. God echter moge in ons bekrachtigen wat hij tot stand gebracht heeft en zijn werk, dat hij in ons is begonnen, voleinden, tot zijn eer. Amen
Maarten Luther – Soteriologie
Uitg. Damon, gebonden, 639 blz.
Prijs: €59,90
ISBN : 9789463400534